Tips voor leerkrachten
Horeweg (2014) beschrijft dat juist de stoornis ODD een grote aanslag kan doen op je zelfbeeld als "professional". Het is moeilijk in te blijven zien dat een kind niet veel aan het gedrag kan doen. Het kind heeft vaak een zeer goede intuïtie om de zwakke plek van een leerkracht te vinden, waardoor de leerkracht emotioneel geraakt wordt. Horeweg raadt dan ook aan als leerkracht te zorgen dat er ondersteuning is. Al is het alleen al om niet te gaan twijfelen aan je eigen kunnen.
Specifieke onderwijsbehoeften
Leerlingen met ODD hebben specifieke onderwijsbehoeften. Ze hebben bijvoorbeeld extra aandacht nodig voor de sociaal-emotionele ontwikkeling en het omgaan met emoties. Daarnaast hebben leerlingen met ODD behoefte aan een leerkracht die vriendelijk, duidelijk en beslist is. Verdere onderwijsbehoeften:
- Identificatie ontwikkeling
- Positieve aandacht
- Betrokken groepsgenoten die niet reageren op het gedrag
- Duidelijkheid en structuur
- Hulp bij plannen en structureren
- Hulp bij oplossen van problemen en eventuele schade herstellen
Leerstof:
* Zorg voor werk op niveau en verdeel dit werk in kleine, overzichtelijk stapjes
* Leer het kind samenwerken, zich in andere te verplaatsen en rekening te houden met de omgeving
Leer- en hulpmiddelen:
* Biedt een voorspelbare leeromgeving aan
* Zorg voor herhaling
* Zorg voor structuur en vaste routines
* Maak een planning voor elke dag
* Kijk of een beloningssysteem werkt bij het kind in je klas
* Maak gebruik van een vaste time-out plek. Praat op zo'n moment kort en zakelijk tegen het kind
Houding:
* Probeer een relatie op te bouwen met het kind, zorg daarbij voor de nodige afstand, maar wel een veilige en vriendelijke relatie.
* Geef complimenten (ook al is dat soms erg lastig)
* Zorg voor reële, duidelijke grenzen
* Zorg voor een consequente en rechtvaardige houding
* Gebruik humor
* Tolereer geen geweld
* Laat het kind weten wanneer er verbeteringen te zien zijn
En verder:
* Gebruik niet te veel regels - iedere regel kan een reden zijn voor een conflict - en stel de regels positief op
* Geef het kind een manier in de klas om indruk te maken zoals jij het wil (bijvoorbeeld met muziek of sport)
* Onderhoud goed en regelmatig contact met ouders, zodat jullie 1 lijn kunnen trekken en niet tegen elkaar uitgespeeld kunnen worden
* Eis nooit meer dan haalbaar is
* Wees heel duidelijk in wat je van het kind verwacht
* Vertel duidelijk de consequenties, zowel positief als negatief
De escalatieketen
Geraadpleegd via www.thepositiveclassroom.org
Colvin beschrijft in zijn escalatieketen hoe een leerling van basisrust omslaat naar escalatie. Door middel van de escalatieketen kan achterhaald worden wat de triggers zijn en op welke momenten er ingegrepen kan worden. Het is als leerkracht belangrijk dat de verschillende fases herkend worden, zodat er passend gehandeld kan worden. Hieronder is een korte beschrijving van de escalatieketen, gebaseerd op de beschrijving in het boek Groepsplan gedrag, van Overveld (2012).
Fase 1: de basisrust (calm). Er is een prettige sfeer in de klas en er wordt gewerkt. In deze fase verzorgt de leerkracht goed onderwijs, waarmee hij alle kinderen weet te boeien en weet te betrekken bij de stof.
Fase 2: de trigger. Er is een prikkel in de klas die de rust verstoort. Deze trigger kan zowel direct als indirect zijn. De leerkracht probeert deze situatie te voorkomen door te controleren hoe alle leerlingen in hun vel zitten (hand geven ’s morgens bij de deur) en door patronen van gedrag in zijn klas te herkennen. Daarnaast zorgt de leerkracht dat hij dicht bij triggergevoelige kinderen in de buurt is, zodat hij direct in kan grijpen wanneer het mis gaat.
Fase 3: de agitatie (Agitation). De getriggerde leerling raakt in een negatieve stemming. De leerkracht probeert nu de trigger te herkennen en uit te schakelen. Verder kan de leerkracht proberen de leerling van de trigger af te leiden met een vraag of door hem even uit de situatie te halen (even een boodschap voor de leerkracht doorgeven).
Fase 4: de versnelling (Acceleration). In deze fase loopt het mis, de emotie uit fase 3 wordt omgezet in geconcentreerd, gericht gedrag. Belangrijk is dat de leerkracht tijdens alle fasen rustig en kalm blijf en respect toont naar de leerling. In deze fase is het belangrijk dat risicoleerlingen een preventief gesprek hebben gehad met de leerkracht, waarin afgesproken is welke stappen er volgen wanneer een situatie escaleert. Deze stappen worden in deze fase door de leerkracht uitgevoerd.
Fase 5: de uitbarsting (Peak). De leerling heeft nu geen controle meer over zijn gedachten, emoties en gedrag. De leerkracht laat zich niet verrassen door deze situatie, maar is voorbereid. Er is een plan waarmee de leerkracht aan de slag kan. Tips die de leerling zouden kunnen kalmeren zijn: Afstand houden (voor eigen veiligheid en om de leerling ruimte te geven), rust uitstralen en face-to-face-contact vermijden, steeds kort oogcontact maken, ernstig, inlevend en geïnteresseerd kijken. Let op je lichaamstaal: straal rust en vertrouwen uit en adem rustig, probeer niet met de leerling te gaan praten: dat is nu zinloos. De leerkracht kan de leerling ook fysiek benaderen – twee vechtende leerlingen uit elkaar halen of een leerling naar een andere ruimte verplaatsen.
Fase 6: de de-escalatie (De-escalation). Het gedrag van de leerling wordt minder intens, maar de leerling kan nog niet helder nadenken. Start nog geen gesprek. Zonder de leerling af en geef de leerling eenvoudige taken/opdrachten om te doen.
Fase 7: het herstel (Recovery). De leerling is tot rust gekomen. De leerkracht voert een gesprekje met de leerling over hoe het zo uit de hand heeft kunnen lopen en hoe dit een volgende keer voorkomen kan worden. Afgesproken consequenties worden nageleefd.
Maak jouw eigen website met JouwWeb